Tijdigheid T=R
Haar tijdigheid [1]…………………
Zou het je verbazen haar te mogen ontmoeten
Want de ordinaire tijd omarmde haar
Het mechanisch ritme, zorgde voor haar levensrem.
Regen, zon waren excuses om haar eigenlijkheid niet te omarmen,
Koude, droogte waren verschoningen om haar essentie af te sluiten.
Haar lieve zoekende ogen ,
Haar zachte vragende lippen ,
Haar vragende………………..
Touché
Tijdigheid
Ruimte
Bohémien in hart
Excentriek in geest
Vrijen in de gunst van de regen
Bidden in de hel van de zon
Naakt door het leven
Ongerepte geest
Laat de armoede aan de rijken
Laat het gezonde aan de zieken
Want het ongeremde feest is de eigenlijkheid van jouw ruimtelijke schoot
Verdrinken in jouw essentie
Ervoor – Erna
Nooit vroeger of later
Chaotische geestelijke existentie.
Eindelijk ……..eindeloosheid verwerkelijkt in jouw ruimte.
Ultieme Wie-Tijd, tijdigheid
De Tijd die we zelf zijn.
[1] Tijdigheid : Zijnsvergetelheid begint met de vergetelheid van de Wie-vraag. Als we iemand ontmoeten of naar iemand vragen wordt steeds de “Wat”-vraag gesteld. Men (typisch men verment zich) heeft interesse in de functie van een persoon, dus niet “Wie” hij/zij is , men is niet geïnteresseerd in het zijn van het Dasein.
Bij de tijd hebben we dezelfde vergetelheid. Als we over de tijd spreken richten we ons steeds tot ‘wat’ is de tijd, tot het ordinaire tijdsbegrip, zijnde de hoeveelheid tijd, de mechanische tijd. We hebben een tijdsvergetelheid. We hebben geen aandacht naar de Wie-vraag van de tijd ‘Wie is de tijd”. Indien we de wat-vraag van de tijd “doorvragen” moeten we al stellen dat de tijd op zichzelf ‘niets’ is gegeven dat de tijd een afstand is tussen twee punten . De tijd is enkel ruimte. Waardoor de tijdsbegrippen ‘vroeger’ of ‘later’ een bijzondere ‘ervoor’ of ‘erna’ zijn, dus een ruimtebegrip. Maar ‘wie’ is dan de tijd als de wat-tijd er niet is. De tijd zijn wij zelf ,wij zijn de tijd want de tijd komt ons toe in de betekenis van behoort ons toe. Wij zijn onze eigen tijd waardoor we kunnen stellen dat Die Zeit is das Wie. Das Wie als jezelf, als een erzijn, dus als een Dasein, bewust het leven als zijn mogelijkheid tot het vooruitlopen en heb ik dus de tijd als een beleven in haar ‘mogelijk tijdelijk-zijn’.
Concreet : wat is tijd : T = R , T = niets
: wie is tijd : T = Dasein t.w.a. Dasein = tijdelijkheid