Es gibt Sein

Es gibt Sein

Is de zijnsvraag een fundamentele vraag en is de zijnsvergetelheid problematisch ?

Het antwoord op deze vraag moet gezocht worden in de fasering van het mens-worden en het mens-zijn. Als mens wordt je geworpen in deze wereld die je vooruitloopt en waarbij je existeren of worden als eerste geboorte wordt genoemd. Een geworpen zijnde dat initieel onherkenbaar is voor zichzelf. Gegeven dit banaal existeren is  de zijnsvraag fundamenteel om te kunnen Mensen zijnde een ontbergen uit dit eigen geworpen zijnde.  Maar wat mag Mensen ,als Over-mensen, betekenen zonder te moeten refereren naar een absolute status of naar het grote Idee.

Het overstijgen van de eerste geworpenheid noemen we Over-mensen , hiertegenover staat mens-worden of mensen zijnde de verzoening met de eerste geboorte in de ongevraagde bevindelijkheid om alzo te kunnen blijven mensen.

Laten we nu deze twee categorien toelichten, het mensen versus het Over-mensen.

Het Ik-worden , het mensen in de homogene vooruitgang

Bij de verzoening met de eerste geboorte berust men in de plooien van de realiteit zonder de werkelijkheid te willen omarmen of te laten toekomen. Je drijft dan met de “gelijken” op de zee van de wereld die je gewoon toekomt, met een ordinaire alledaagse taal als een huis van worden. Het zijn gelijken die zich enkel bezig houden met de verschillen en alzo vergeten dat ze ook Mens kunnen zijn. Ze worden uiteindelijk zelf van overtuigd dat zij als gelijken verschillen van de Mens.[1] Het laten toekomen van de realiteit en het zijnde is een egoïstisch hebben, een verwerven of een hebzuchtig toe-eigenen in een homogene wereld. Het is aanschouwing van een menselijkheid, zijnde een ik dat moet hebben. Een spiegelen over-zichzelf met een tegenwoordig wachten in de herinneringen, in hetgeen wat reeds voorhanden is, totdat hun ordinaire tijd is uitgedoofd. De menselijkheid en haar biologisch overleven die enkel maar de dood baart met haar rechten van de mens.

Het mens-zijn, het Over-mensen in de heterogene voortgang

Het afleven van de eerste geboorte van de mens staat in scherp contrast met het Over-Mensen. Bij het Over-Mensen licht de toekomende wereld van het denken door het te door-denken en van hieruit te handelen. De Over-Mens laat ontbergen wat verhult is in deze wereld en in zichzelf. Zijn toekomende wereld moet geïnterpreteerd worden als een wereld die naar je toekomt en als een wereld die je toebehoort.

Dit ontbergen in en door de tijd geschiedt door de taligheid als  een huis van zijn, als een vooruit-beweging, een voortgang, dat dit zijn onthult. Als taligheid in haar  taalvormen , het woord, de kunsten, de muziek, het lichaam , lichten ontbergen ze het zijn. Door het ongedachte als een verhaal in het gelaat van de ander te laten lichten is er een appel van zijn. Het is een spiegelen in de ander en in-zichzelf ipv over-zichzelf. De Tijd die je toekomt verwordt niet tot een ordinair hebben maar tot een ontbergend zijn tussen “dezelfden” die hierdoor hun verscheidenheid waarnemen ipv de verschillen van de gelijken. Het is in het ogenblik vooruit-bewegen ipv het ogenblikkelijk herinneren van de gelijken. Het tegenwoordig wachten van diegene die over zichzelf spiegelen, maakt plaats voor de tegenwoordigende toekomst. Een toekomst dat geen afstand heeft maar een nabijheid. Als het worden de wereld achterna loopt,  loopt het denken de werkelijkheid vooruit en kan het zijn zich in de toegekomen tijd verwerkelijken. Een dankend denken dat het handelen voorafgaat en initieert. Een handelen dat tijd nodig heeft om ervaren te worden[2] in een heterogene wereld ipv de homogene van de gelijken.

De logische vraag

De zijnsvraag is een evidentie  van een dankend denken waarbij de veelheid en de verscheidenheid van de zijnden in haar wereld worden onthuld. De zijnsvraag is geen rationele vraag in de betekenis van een nuttigheid maar een logische vraag. Het zijn is niet iets maar een continue gebeurtenis in de Tijd , continue het ongedachte verhalen en de rijkheid van de verscheidenheid omarmen. De zijnvergetelheid is dus problematisch gezien zij de ont-menselijking in zich draagt en de mens domesticeert het chronosyntrisme[3] van een biologische substantie.

De menselijkheid en haar mensrechten van de eerst geworpenen verdwijnen in het niets tov van de plicht tot Mens-zijn. Een ik dat het zelf tegemoet treedt en niet de rechten van de menselijkheid dat het ik van het worden en hebben omart.

De muzen

Het Zijn laat zich ontbergen door de muzen, die het ongedachte in jezelf onthullen en je de Sprong in het ongekende van jezelf en in de werkelijkheid laat maken.

Het vasthouden loslaten, de vormloosheid van het toekomende ogenblik omarmen.

 

[1] Kierkegaard

[2] Nietzche

[3] Mijn tijd staat centraal ,zie Gordon Robert

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *