Complexio Oppositorium Jung C.G. & Heidegger M.
In deze nota wil ik even toetsen of “het zelf” van de psycholoog Carl G. Jung convergeert met “het Dasein” van de filosoof Martin Heidegger. Hoe een analytische psychologische perceptie al dan niet aansluit met een ontologische inzichtelijkheid.
These : Of we van een scacrificium intellectus moeten spreken wanneer we de complexiteit van de tegendelen bespreken is zeker niet het geval gezien de polariteiten nooit op zichzelf staan maar door dynamische krachten worden voortgestuwd die een voorschrijdende homeostase van de triade verwerkelijken.
Dasein Zelf
Praxis
Uitwerking : Dasein en Zelf zijn synoniemen en ontbergen zich in hun praxis
Laten we eerst deze twee begrippen toelichten zoals omschreven door de filosoof en psychiater. Het “Dasein”, het erzijn is door Heidegger omschreven als ” Het wezen van het erzijn is gelegen in z’n existentie. De kenmerken die we aan dit zijnde kunnen blootleggen zijn dus geen voorhanden eigenschappen van een zus of zo ogend voorhanden zijnde, maar telkens mogelijke manieren om te zijn, en niets anders”[1]. Hierbij openen we de polariteit van de werkelijkheidszin en de mogelijkheidzin. Deze ontologische perceptie heeft haar psychische connotatie bij Jung in het “Zelf” dat zowel de bewuste als de onbewuste psyche bevat. Een Zelf als “ware persoonlijkheid die we ook zijn”. [2] Het bewustzijn staat voor het ik, als uiterlijke ervaring, omschreven door Heidegger als het primitieve alle-daagsheid of het men. Het Jungiaans onbewuste als de innerlijke ervaring[3] die nog tweedelig is namelijk een persoonlijk onbewuste en een collectief onbewuste, de oer-grond. Een oergrond bij Heidegger als een Zijnsbodem, een scheppende oergrond van alle zin en zijn[4] , waarbij de oorspronkelijjke toestand van de dingen weer in herinnering worden opgeroepen.
Als het erzijn zich tijdigt in de eenheid van toekomst en de gewezenheid als tegenwoordigheid[5] en het bewustzijn tijdigt door integratie van het onbewuste zijn beide gegrond in de mogelijkheidszin van de oergrond en met deze tot zelfverwezenlijking en sluiten beide begrippen bij elkaar aan. Het Zelf en het Erzijn willen het Zijn van het zijn willen omvatten en komen bij elkaar aan in de Praxis, door de handeling van het denkend danken.
Drie praxisprocessen zelfverwerkelijken het onbewuste in het bewuste en ontbergen de zijnsvergetelheid 1° door het denken te doordenken of denken zonder leuning zoals Hannah Arendt[6] het noemt of het objectloos denken à la Malevitch , de breuk met de blinde causale ketens en het onarmen van het boven-causale 2° door de verbale of zintuiglijke ervaringen die een onverwachte herleving of associatie openen, hier denk ik bijvoorbeeld aan het Madeleine koekje bij Proust[7] en 3° door de zelfanalyse van het mystieke zijnde de dromen, de fantasieën en de idealen. Het mystieke dat ik beschouw als een ongedetermindeerd ontbergen van het vóórdenken, een moment waar het denken nog niet denkt, een proces dat naar je ongevraagd toekomt.
Met het opheffen van de zijnsvergetelheid en het ontbergen van het onbewuste sluiten we aan met Jung’s terminologie “individuatie”. Individuatie als “een afzonderlijk wezen worden, tot het eigen zelf worden, een verzelviging [8]. Heidegger stelt ” het erzijn is zijn ontslotenheid” en “het erzijn als een verstaan in de zin van een kunnen-zijn” [9] . Het is niet door introspectie om vanuit een ego naar een ik-loosheid of gedachtenloosheid het zelf of dasein te bereiken maar door het ontsluiten of laten lichten van de potenties dat het Zelf van Jung en het Dasein, van Heidegger verwerkelijkt worden.
Zowel
het psychologische zelf als het ontologische erzijn, hun polariteit van
mogelijkheidszin en werkelijkheidszin worden opgeheven door de praxis van de individuatie
of de ontberging. De dynamische triade is hierbij ontsloten in het oereigen
kunnen zijn[10].
[1] Heidegger Martin ,Zijn en Tijd ,Sun 1998 ,p 66/42
[2] Jung C.G., Herinnering Dromen Gedachten. Een autobiografie ,Jaffé Aniela, redactie Lemniscaat 2015, p 373
[3] Onbewuste : “Alles wat ik weet, maar waaraan ik op dit moment niet denk; alles wat me eens bewust was, maar nu vergeten is; alles wat mijn zintuigen hebben waargenomen, maar waar mijn bewustzijn geen acht op sloeg; alles wat ik zonder opzet en zonder opmerkzaamheid, dat wil zeggen onbewust voel, denk , herinner, wil en doe; al het toekomstige dat zich in mij voorbereidt en pas later tot bewustzijn zal komen”. Jung C.G., Ibid, p 369
[4] Eilenberger Wolfram, Het tijdperk van de tovenaars, De Bezige Bij, 2018
[5] Heidegger Martin, Ibid., p 494/397
[6] Arendt Hannah, Denken Het leven van de geest Pelckmans 2012
[7] Proust Marcel , De kant van Swann – Op zoek naar de verloren tijd De Bezige Bij 2018, p 90 – vlg
[8] Jung C.G., Die Beziehungen zwischen dem Ich und dem Unbewussten, 3de dr., 1938,p.91
[9] Heidegger Martin, Ibid., p 178/133 & 295/231
[10] Heidegger Martin, Ibid., p 372