De bedelaar

De bedelaar

De bedelaar ,die enkel maar de vrijheid van zijn armoede kende, vroeg aan de eenzame ,die gebukt ging onder de beperkingen van zijn bezittingen, waarom hij huilde.

Er kwam geen antwoord.

Bezorgt vroeg de bedelaar of misschien de vreugde van het lot of het verdriet van het afscheid de eenzame in beslag had genomen.

Helaas, de eenzame bleef zwijgen en verdrong zich verder in zijn troosteloosheid.

helping_a_beggarDe bevende handen van de eenzame waren zo vermoeid van het krijgen en het graaien, zijn lijf bibberend van de geldelijke onverzadigbaarheid dat de bedelaar bezorgt werd en zoals het een bedelaar altijd siert spreidde hij zijn laken van het wordende Niets over deze eenzame, zodat hij beschut was en de hebzucht van zijn veelheid werd afgeschermd van de buitenwereld. Het weinige dat de bedelaar bezat begon hij nu te delen met deze overtollige die weer gretig zijn ene hand  uitstak.

Opnieuw vroeg de bedelaar waarom het verdriet zich bleef aandienen. Was het misschien om het lege boek dat de eenzame krampachtig tegen zich drukte met zijn andere hand. Een geschrift waarin de leegte van het graaien stond beschreven of gewoonweg de nietigheid van zijn hebzucht.

Plots weerspiegelde sierlijk de rijkdom van de adelaar in de nietszeggende, lege  ogen van de eenzame. Sierlijk door prikte de adelaar het waardeloze boek van de hebzucht die de eenzame krampachtig tegen zijn lichaam klemde.  Het bloed van zijn armoede druppelde op zijn vermoeide graaiende handen , want hij had nooit anders gekend dat het veredeld bedelen of het geadeld bedelen. In de verte een koor in vivacissimo ” Hij had altijd de mantel van het bedelen gedragen”

De adelaar vroeg de laatste maal waarom de eenzame zo verdwaasd weggekropen lag.

De eenzame graaide nog een laatste maal maar deze keer in het luchtledige en versmachte uiteindelijk in zijn eigen overvloed.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *